zondag 1 mei 2016

Kweekschool



Op vrijdag 22 april 2016 gingen we naar de kweekschool. Suriname telt vijf Pedagogische Instituten voor de opleiding van leerkrachten basisonderwijs. Dit noemt men hier kweekscholen. Dit zijn de vijf instituten:
Ô Het Albert Cameron Instituut (ACI) voor leerkrachten kleuteronderwijs.
Ô Het Christelijk Pedagogisch Instituut (CPI) voor leerkrachten kleuteronderwijs en leerkrachten gewoon lager onderwijs.
Ô Het Surinaamse Pedagogisch instituut (SPI) voor leerkrachten kleuteronderwijs en leerkrachten gewoon lager onderwijs.
Ô Het Pedagogisch Instituut Nickerie (PIN) voor leerkrachten gewoon lager onderwijs.
Wij bezochten het Surinaams Pedagogisch instituut (SPI). We hadden een afspraak met de onderdirecteur, Mac Intousch. Hij gaf ons wat meer informatie over de school. We hadden een afspraak om 08u00 en waren ruim op tijd.
Toen we aankwamen op school was mijn eerste indruk: ‘Wow, een grote school.’ Er waren heel veel ingangen waardoor het wat verwarrend overkwam. We liepen even rond op school, maar al snel hadden we door dat het niet gemakkelijk zou zijn om de onderdirecteur te vinden. Ondanks het volgen van de wegbewijzering en een plannetje, moesten we toch de hulp vragen aan studenten. Een studente stuurde ons naar het tweede verdiep. We klopten op een deur met het bordje ‘onderdirecteur Wielzen en vroegen naar onderdirecteur Claudette Mac Intosh. Het was bizar om te weten dat de school verschillende onderdirecteuren telt. Gelukkig hielp de onderdirecteur Wielzen ons verder en belde ze mevrouw Claudette Mac Intosh op. Deze dame kwam naar ons toe en nam ons mee. Tijdens de wandeling naar haar kantoor trok ik mijn ogen open. Het was een zeer grote school met veel gebouwen en klaslokalen.


 (foto van de school – bord)
Eens in haar kantoor aangekomen, kregen we uitleg over de werking van de school en mochten we ook wat vragen stellen. Ze nam even de tijd om te praten over de staking die er heerst in het land. Vorige week, na de paasvakantie, was er staking omdat de lonen van de leerkrachten gekelderd waren. Het was de eerste dag dat er terug mensen rondliepen op school. Dat was ook de reden waarom we geen lessen konden bijwonen. Alle leerkrachten moesten de cijfers uitdelen en feedback geven aan de studenten. De onderdirecteur hoopte dat de lessen terug van start zouden gaan in de week van 1 mei 2016.
Daarna vertelde ze ons dat ze bezig zijn met de invoering van een nieuw systeem. Ze hoopte dat dit volgend jaar aan de orde komt, maar eerst moeten alle studenten die in het oude systeem zitten hun opleiding afronden. Met de verandering willen ze niet gelijk wie laten starten aan de opleiding. Er komen heel wat voorwaarden, waaraan studenten moeten voldoen, vooraleer ze starten in het SPI. Dit gebeurt in overleg met het VVOB.
In de oude structuur mochten studenten zonder diploma starten met deze opleiding. Ze moesten geen diploma bezitten van het basisonderwijs of van de Muloschool (middelbare school). Door enkele grote problemen werd er gestreefd naar een nieuwe structuur. De problemen deden zich vooral voor in het basisonderwijs, want daar moesten heel wat kinderen blijven zitten of werden leerkrachten afgeschreven (= verplicht om de school te verlaten). Aangezien het basisonderwijs nauw samenhangt met de kwaliteiten van de leerkrachten, die afstudeerden aan de pedagogische instituten, moest vooral hier het probleem aangepakt worden. Andere problemen, zoals de te lage instapvoorwaarden voor het SPI, een verouderd curriculum van de opleiding, leerkrachten die beschikken over onvoldoende competenties om kwaliteitsvol les te geven, … zorgden samen met het bovenstaande probleem voor de verandering. Sommige leerkrachten bezitten niet eens de basiscompetenties zoals lezen, schrijven en rekenen.


Sinds 2012 was er dus nood aan een nieuw systeem. Eerst moeten ze de studenten, die al op school zitten, hun opleiding laten afronden. Het nieuwe systeem heet ‘De nieuwe leerkracht’. De instapvoorwaarden worden verhoogd en het curriculum wordt aangepast. Een instapvoorwaarde is bijvoorbeeld dat ze verplicht zijn om een diploma te bezitten van de Muloschool (middelbare school). Daarnaast moeten ze ook voldoende geslaagd zijn voor taal. De leerkrachten moeten ook kunnen omgaan met leerlingen met een verschillend niveau en/of interesseveld, zodat de leerlingen zich goed kunnen ontwikkelen. Tijdens de opleidingsjaren wordt er veel tijd besteed aan taal en rekenen. Dit merk je ook aan de instapvoorwaarden die vermeld staan op hun site:
Ô Mulodiploma met de cijfers (eindcijfers):
o   Nederlands: minimaal zes (6)
o   Aardrijkskunde, geschiedenis en biologie: minimaal zestien (16)

We hadden al heel wat bijgeleerd door de uitleg van de onderdirecteur en wilden daarom nog meer te weten komen over de school zelf. Hoeveel studenten en leerkrachten er zijn, de ligging van de school, …


Er zitten 1100 leerlingen op de school en zij worden begeleid door 100 docenten. In de school zijn ook nog vijf onderdirecteurs, decanen en één hoofddirecteur. De hoofddirecteur konden we niet zien, omdat hij in verlof was. De studenten komen zelf bijna nooit in aanraking met de hoofddirecteur, want daarvoor heeft de school onderdirecteuren. Bij grote problemen waarbij ook ouders betrokken zijn, kunnen de studenten terecht bij de decanen.
De lessen starten om 06u55 en eindigen om 12u55. De studenten hebben twee keer pauze, eentje van 08u45 tot 09u30 en eentje van 10u45 tot 11u30. Hier moeten de studenten dus heel vroeg beginnen, terwijl wij in VIVES Tielt meestal om 08u30 starten en eindigen op verschillende tijdstippen. In België wijzigt ons rooster ook af en toe, maar in Suriname krijgen de studenten hun uurrooster mee aan het begin van het schooljaar.
De school ligt in de Jaggermath Lachmonstraat 63, in Paramaribo. Het ligt zeer centraal en dus zitten veel scholen dichtbij. Er zijn scholen van het basisonderwijs te vinden, maar ook andere pedagogische instituten. De studenten dragen in deze school een uniform. Het is een groene polo met het logo van de school.

(afbeelding van het schooluniform)

Om leerkracht te worden in Suriname moet je vier jaar studeren. In België duurt de opleiding drie jaar. Het eerste jaar is basisjaar 1, waar de studenten algemene lessen volgen voor zowel de onder- als bovenbouw (kleuter- en lager onderwijs) In het eerste jaar moeten de studenten nog een keuze maken. Ze krijgen ook tien dagen snuffelstage. Dit is een stage waarbij de studenten ‘snuffelen’ in de scholen, kennismaken met scholen, docenten, de schoolomgeving, …
De vakken die ze in het eerste basisjaar krijgen:
Ô Taal en Communicatie (Nederlands, logopedie/spreekonderwijs en schrijven)
Ô Rekenen/wiskunde (rekenen en wiskunde)
Ô Beroepsvorming (pedagogie, kleuterpedagogie, kinderopvoeding en -verzorging en gedragswetenschappen)
Ô Praktijk/Werkplekleren
Ô Meertaligheid en Engels
Ô Beeldende vorming en muziek (tekenen, handvaardigheid en textiel (HaTex) en muziek)
Ô Wereldoriëntatie (biologie, aardrijkskunde, geschiedenis en maatschappijleer)
Ô Bewegingsonderwijs (lichamelijke opvoeding en EHBO)
Ô Leercompetenties


Daarna heb je basisjaar 2, waar de studenten nog steeds algemene lessen krijgen voor de onder- en bovenbouw. Ze krijgen een stage van twintig dagen waar ze kleine activiteiten geven en meehelpen met de leerkracht. Daarna heb je specialisatiejaar 1. Hier maken de studenten de keuze tussen onderbouw of bovenbouw. De studenten voeren een gesprek met de docenten en zij beslissen dan eigenlijk. Ze krijgen lessen in de richting die ze kozen en lopen een dag per week stage tijdens het volledige schooljaar.


Als laatste heb je specialisatiejaar 2. De studenten lopen twee dagen per week stage doorheen het schooljaar. Ze krijgen bepaalde opdrachten die ze beschouwen als eindwerken. Dit is bij hen een eindwerk per vak. Bijvoorbeeld moeten ze voor muziek een musical organiseren en voor bewegingsonderwijs moeten ze een bewegingsmoment organiseren op school. Naast de opdrachten per vak zijn er natuurlijk ook nog testamenten. Dit zijn examens die ze twee keer in een jaar hebben. Indien ze minder halen dan vijf op tien, krijgen ze een herkansing. In België staan de punten op twintig en ook wij moeten herexamens doen om over te gaan naar het volgende jaar.




Het is dus ongeveer vergelijkbaar met bij ons. Enkele verschillen met België zijn dat de studenten in Suriname geen vakken kunnen meenemen naar het volgende opleidingsjaar. Daarnaast moeten wij vóór onze opleiding de keuze maken tussen kleuteronderwijs of lager onderwijs. Ook de stages zijn verschillend. Wij moeten bijvoorbeeld een volledige dag of week overnemen, terwijl het in Suriname over enkele lesjes gaat.


In Suriname krijgen de studenten hun stageplaats aangewezen, maar de onderdirecteur probeert rekening te houden met de woonplaats van de studenten. Tijdens hun opleidingsjaren lopen de studenten bijna nooit stage in dezelfde school. De onderdirecteur vindt het belangrijk dat de studenten in contact komen met zowel rijke als arme scholen. De studenten krijgen ook de kans om op het einde van hun opleidingsjaar naar het binnenland te gaan om scholen te ontdekken en er les te geven. Op die manier leren ze ook omspringen met minder middelen.


Misschien nog een laatste opmerking… De peuterschool hoorde niet bij deze richting, want daarvoor moeten de studenten een andere opleiding volgen. De onderdirecteur vermeldde dat de meeste mensen in een peuterschool werken, omdat ze geen ander werk vinden. Nu ben ik natuurlijk benieuwd naar hoe een peuterschool er uitziet, welke vakken gegeven worden, welke lessen ze krijgen, … Ik zou dit heel graag nog eens bezoeken voor ik terug naar België keer.


Jullie hebben hier heel wat informatie te verwerken gekregen, maar het was zo interessant! Ik kan blijven vertellen over de school. Misschien nog even de gelijkenissen en verschillen op een rijtje zetten


België
Suriname
De opleiding duurt drie jaar.
De opleiding duurt vier jaar.
De studenten kunnen aan deze opleiding beginnen vanaf 18 jaar.
De studenten moeten 16 jaar zijn. Ze kunnen dagonderwijs volgen tot 25 jaar en daarna moeten ze de opleiding in avondschool volgen.
De meeste lessen starten om 08u30 en eindigen om 16u00 of later.
De lessen starten om 06u55 en eindigen om 12u55.
De studenten krijgen twee keer een pauze van 15 minuten. Er is ook een middagpauze voorzien.
De studenten krijgen twee pauzes.
Pauze 1: van 08u45 tot 09u30.
Pauze 2: van 10u45 tot 11u30.
De studenten kiezen zelf de stagescholen.
De docenten bepalen de stagescholen.

Vooraf maken de studenten de keuze tussen kleuteronderwijs of lager onderwijs.
Tijdens de opleiding, na twee jaar, maken de studenten de keuze tussen kleuteronderwijs of lager onderwijs.
De resultaten staan op twintig punten.
De resultaten staan op tien punten.
De stages duren bij ons enkele dagen of weken, afhankelijk van het opleidingsjaar.
De stages zijn afhankelijk van de opleidingsjaren.
De studenten krijgen herkansingen voor de vakken waarvoor ze niet slaagden.
De studenten krijgen herkansingen voor de vakken waarvoor ze niet slaagden.
De school heeft verschillende docenten.
De school heeft verschillende docenten.



Op naar de laatste schoolweek.

(5.3.: Kennis hebben van de beroepsuitoefening in andere landen en  4.2. Sociale en communicatieve vaardigheden)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten