zaterdag 27 februari 2016

Het echte werk in Suriname


Op zaterdag 20 februari 2016 zijn we dolfijnen gaan spotten. Klokslag 12 uur stonden we klaar om op uitstap te gaan met de boot. We zagen heel wat dolfijnen en belandden op een bewoond eiland. Het was een eiland midden in de zee, waarop enkele hele kleine huisjes stonden. Dit was even schrikken, want er woonden ook mensen. Op het eerste zicht leek het verschrikkelijk voor hen, maar we zagen dat de mensen zich heel goed amuseerden. Ze hebben een vissersboot en voorzien in hun eigen eten door te vissen. Ik was er wel even niet goed van.



We konden even afkoelen in het water om daarna terug te reizen met de boot naar Nieuw Amsterdam. Kleine dolfijnen maakten de tocht extra plezierig door kunstjes te maken voor onze boot. Toen we in Nieuw Amsterdam aankwamen, mochten we een uurtje wandelen. Daarna keerden we terug naar ons appartement.




Tijdens deze uitstap ontdekten we de mooie natuur en een aantal dieren van Suriname. Hierbij stonden we ook stil bij de mentaliteit van de mensen. Hier is alles heel rustig en hebben we veel tijd. Ons haasten is hier niet van toepassing.

Gelukkig waren mijn batterijen weer opgeladen om aan het echte werk te beginnen.
Ik gaf mijn eerste lesje in de kleuterklas op maandag 22 februari 2016. Het is misschien wat raar om te spreken van een les bij kleuters, maar hier in Suriname is dat normaal. Een lesje kun je hier eigenlijk vergelijken met een les in het lager onderwijs. De kleuters moeten op hun stoel blijven zitten, terwijl de juf, staand of zittend, les geeft vooraan. De activiteiten die de juf op maandag geeft, zijn: leergesprek, versje, muzische vorming, werken, kleutergym, arbeid naar keuze en vertellen. Tijdens alle activiteiten moeten de kinderen blijven zitten. Hoe ze zitten, hangt af van de les. Soms draaien ze hun stoel naar het bord of naar de juf, soms zitten ze in een kring, …





‘Kleutergymen’ is een uitzondering, want dit gebeurt meestal buiten. Vandaag regende het de volledige dag, waardoor het kleutergymen niet doorging. In België hebben wij een turnzaal waar onze turnlessen doorgaan. In mijn schooltje bezitten ze geen turnzaal en worden deze lessen buiten gegeven. Er is geen alternatief bij slecht weer.




Mijn eerste les was een leergesprek, waarin ik geconfronteerd werd met de gesproken taal. In Suriname spreken ze Sranantongo. Ze zeggen wel dat de mensen in Suriname Nederlands spreken, maar sommige woorden zijn helemaal anders of hebben een andere betekenis dan bij ons. Bijvoorbeeld tijdens de les sprak ik van ‘een prent’, terwijl het hier ‘een plaatje’ moet worden. Toen ik het woord ‘prent’ zei, keken de kinderen me met grote ogen aan. Gelukkig wist de juf me te vertellen dat ik het woordje ‘plaat’ moest gebruiken, want van het woord ‘prent’ hadden ze nog nooit gehoord. Hier werd ik geconfronteerd om de juiste taal te hanteren. Toen ik vragen stelde, wat de bedoeling was van deze les, was het niet eenvoudig om de kinderen allemaal te begrijpen. Sommige kinderen praten stil of in een andere taal, namelijk het Hindoesstaans of het Sranantongo. Ik kon wel een paar woorden begrijpen, maar toch was het moeilijk en zeker als de kleuters heel snel en stil praten.

Enkele woorden in het Sranantongo: 

  • fa? (informeel) fa wakka? (formeel): hoe gaat het? 
  •  a’e go , –, mi de , , , (lett.: ik ben er)     - het gaat goed
  •                      –, ala dya , , (lett.: alles is hier)      - het gaat goed
  • hoe heet u/je?, –, fa yu nen de?
  • ik heet…, – , mi na…
  • de groeten doen, –, bar odi, tak odi
  • geef me een knuffel, – gi’m wan brasa
  • goedemorgen, –, gu morgu goedenavond, –, gu neti
  • tot ziens, –, mo syi (lett.: ik , , zie je)
  • ik ga weg, –, mo gwe



Het lesgeven is anders dan in België, want er is een andere opbouw. Tijdens de les moet je vooraf vermelden welk lesdoel je hebt. Ik moest bijvoorbeeld tijdens mijn les zeggen: “Jongens en meisjes, vandaag zullen we een gezellige babbel slaan over het huis.”. Daarna moeten de kleuters, per tafel, hun stoel draaien naar het bord. Dan kunnen we van start gaan en dit doen we met duidelijke afspraken. Ik maakte met de kleuters dezelfde afspraken zoals die van de juf. 
Dit waren de afspraken:
  • Je luistert als ik iets vertel.
  • Je stopt je vinger in de lucht als je iets wil vertellen.
  • Je krijgt enkel ‘een beurt’ als je goed meewerkt in de les.
Wat bedoel ik nu met ‘een beurt’? Dit is een bepaalde kans dat de kleuter krijgt om te tonen dat hij/zij iets alleen kan doen zonder de hulp van de juf. De kleuters streven natuurlijk ook naar een beurt, om na te gaan of ze een beloning krijgen.


Daarna kon ik beginnen met mijn sfeerschepping. In Suriname is dit enkel eens bewegen met het materiaal dat past binnen die les. Ik toonde niet alleen het voorwerp, maar ik probeerde een bepaalde insteek te doen in mijn les. Ik verkleedde me als schilder, nam een verfborstel en een verfpot en ik begon de muren te schilderen. Terwijl ik dit deed, maakte ik bepaalde opmerkingen zoals: ‘ik zie heel graag rood’. Daarna verfde ik de ene muur in het rood en de andere muur in het oranje. Toen ik een tijdje aan het schilderen was, keek ik naar het resultaat en zei ik dat mijn kamer nu heel mooi geschilderd was. Vervolgens ging ik over naar de praatplaat.




Tijdens mijn inleiding hield de juf me in het oog. Ze ging niet akkoord met mijn inleiding en dit vermeldde ze ook nadien. Het was de bedoeling dat de kleuters in de inleiding kennis maakten met de woorden die aan bod moesten komen in die les. Op dat moment ervaarde ik een conflict. Ik denk persoonlijk dat je meer kan bereiken door creatief te werken. Toen de juf me zei dat ik het strak moest houden tijdens de inleiding, ging ik niet in discussie met haar. Ik probeerde begrip te tonen voor haar mening en zag dit als een leerkans. In België zou ik dit niet kunnen gebruiken, want onze kleuters verschillen te sterk met de kleuters in Suriname. Ik vermijd meestal conflicten met anderen en ik zal mijn eigen mening niet uiten. Misschien moet ik daarvoor de juf iets beter kennen…

Uiteindelijk kwam ik tot de kern van mijn lesje. Tijdens deze activiteit moest ik me aan drie vragen houden. Deze vragen moesten in volgorde gesteld worden. Hieronder kan je een voorbeeld lezen van de kern van mijn les.

1)      Waarnemingsvragen
o   ‘Wat zie je op de plaat?’
o   ‘Welke vorm heeft een muur?’
o   ‘Welke kleur heeft de kamermuur?’
o   ‘Is de muur hoog of laag?’
·         Trap 1: Benoeming: “Dit is de muur.”
o   ‘Welke vorm heeft een matras?’
o   ‘Welke kleur heeft het bed?’
o   ‘Hoeveel poten heeft een bed?’
o   ‘Is het bed hoog of laag?’
·         Trap 1: Benoeming: “Dit is de muur.”
2)      Denkvragen
o   ‘Waarmee wordt de muur gemaakt?’
o   ‘Waarom gaat de muur niet snel stuk?’
o   ‘Hoe is een muur gemaakt?’
o   ‘Waarom moeten we de muur een kleurtje geven?’
·         Trap 2: Herkenning: ‘Wijs me de muur aan.’
o   ‘Waarvan wordt het bed gemaakt?’
o   ‘Waarom gaat het bed niet snel stuk?’
o   ‘Hoe is een bed gemaakt?’
o   ‘Waarom ligt er een deken en kussen in het bed?’
·         Trap 2: Herkenning: ‘Wijs me het bed aan.’
3)      Algemene vragen
o   ‘Waarom hebben niet alleen de slaapkamers een muur?’
o   ‘Welke ruimtes hebben ook een muur?’
o   ‘Welke ruimtes hebben ook een bed?’
o   ‘Waarom zijn de ruimtes ingedeeld?’
·         Trap 3: Herinnering: ‘Wat is dit?’

Natuurlijk is dit een kleine schets van hoe ze hier hun voorbereiding maken. Ze noemen dit hier de lesfasering. Tijdens deze lesfasering zie je de drie trappen van Montessori, die in deze volgorde opgevraagd worden aan de kinderen. Bij deze drie trappen krijgen de leerlingen ‘een beurt’. Op het einde vertelde de juf dat ik me goed voorbereid had, maar dat ik alles gesplitst moest houden. Ze bedoelde dat ik moest werken zoals hierboven. Ik mag niet eerst de drie soorten vragen per woord doorlopen, maar ik moet dit met twee woorden per vraag doen. Ik moet starten bij de waarnemingsvragen van het bed en de muur om nadien de rest van de vragen te behandelen. Dit zorgde even voor verwarring bij mij, maar ik begreep het standpunt van de juf. Het is natuurlijk niet eenvoudig voor de kleuters om met een nieuwe opbouw kennis te maken in hun activiteiten.

Ik moest de activiteit afsluiten door ‘beurten’ te geven aan de kinderen, wat voor mij een bizar einde was. Het leek alsof ik van de hak op de tak moest afsluiten, zonder meer. Daarna begon de juf met de les. Ik kreeg van beide juffen feedback, terwijl de kleuters moesten wachten. Beide juffen hadden een verschillende feedback voor mij. De ene juf vond het leuk om kennis te maken met een introductie zoals in België. De andere juf vond deze inleiding overbodig. Het was moeilijk om op deze feedback te reageren, want ik aanvaard alle feedback en zie het als een leermoment. Tijdens de feedback heb ik enkel maar geknikt en niet echt mijn mening gegeven. De culturele communicatieve competentie kende ik wel, maar ik kon het niet echt toepassen in deze les. Eigenlijk moest ik aan de juffen zeggen dat we het in België op die manier moeten doen. Ik moest hen vertellen hoe het in elkaar zat en hoe ik me erbij voelde. Ik mocht het niet opkroppen tot de dag afgelopen was. Het is belangrijk om in conflict te treden. Ik denk dat het eerder de bedoeling is om een tussenweg te vinden, want ik merk dat de juffen hun eigen manier ook de beste manier vinden. Ze vinden dat wij daar zijn om van hen te leren en niet omgekeerd. Je kan dus merken dat het niet simpel is om een gesprek te voeren of mijn mening te uiten.


Zo, dit was mijn eerste les en het verliep eigenlijk van een leien dakje. Nu moet ik enkel nog wat meer durven bespreken zodat ik eens mijn manier kan tonen. Misschien kan ik met de juffen een tussenweg vinden. Op die manier kan het zowel voor mij als voor de juffen aangenaam worden.



Een beetje geschiedenis



Op donderdag 25 februari 2016 hadden we geen school. Het was ‘dag van de revolutie’ en iedereen was thuis. De juffen hadden dit de vorige dag kort uitgelegd aan de kinderen. Op 25 februari 1980 was er een staatsgreep in Suriname onder leiding van Desi Bouterse. Ze waren niet tevreden over de manier van werken van de regering. Er zou geen goede omgang geweest zijn in de geldzaken. De staatsgreep werd op deze donderdag herdacht. Op die dag konden we terecht op het Revolutieplein voor meer uitleg over deze gebeurtenis. (ICOM 3.1.: Internationaal oriënteren) 



dinsdag 23 februari 2016

Perfectionistisch? Nee, niet in Suriname.




Mijn eerste twee weken zijn voorbij gevlogen! In dit blogbericht zal je lezen waarom ik enorm moest wennen tijdens deze weken. De lesvoorbereidingen gebeuren hier dag per dag. Wanneer de school eindigt, beginnen de leerkrachten te werken aan hun lesvoorbereidingen voor de volgende dag. Sommige leerkrachten beginnen zelfs al tijdens bepaalde activiteiten. Dit is in België absoluut niet van toepassing. De meeste kleuterjuffen hebben al hun thema afgewerkt voor ze ermee beginnen.


Ik ben zelf heel perfectionistisch en ik wil altijd alles op voorhand afgewerkt hebben. Normaal gezien zou ik mijn lesvoorbereidingen voor een volledige week maken. Hier is dit niet het geval… Op vrijdag kreeg ik, tijdens het klasgebeuren, tijd om mijn les te maken die ik op maandag zou geven. Het was niet eenvoudig om een les voor te bereiden in één dag. Ik had het gevoel dat ik meer tijd nodig had om na te denken en om mijn creativiteit zijn gang te laten gaan. Toen ik aan het nadenken was, gaf de juf mij een boek. Daarin moest ik een leergesprek zoeken die ik maandag zou gebruiken. Ze gaf me de pagina en vermeldde dat ik die les moest geven. Ik vroeg aan haar of ik mijn eigen werkwijze mocht integreren. Jammer genoeg mocht dit niet. Ik moest me aan het themaboek houden en werd verplicht om dit boek te volgen. Dit was voor mij een complete aanpassing. Ik ben het gewoon om alles creatief aan te pakken, zodat ik de kinderen meer kan betrekken bij de activiteit. Ik wilde de activiteiten speels aanpakken en een eigen inbreng doen in het thema.


Als ik zo laat moet beginnen aan een lesvoorbereiding, voel ik me totaal niet goed voorbereid. Er ontstaat een enorme stress bij mij. Het was niet eenvoudig om de structuur, die ik gewend ben in België, los te laten.


Deze situatie kan ik koppelen aan culturele zelfkennis. Ik weet van mezelf dat ik heel veel nood heb aan structuur, planning, orde en netheid. Ik had het al verteld dat ik perfectionistisch ben, hé! Tijdens mijn opleidingsjaren heb ik een eigen wereldbeeld en referentiekader ontwikkeld. Het is dus moeilijk om de structuur, de planning, de orde, de creativiteit en de netheid los te laten.



Tijdens het hoekenwerk, zoals we het in België noemen, moeten de kinderen na het spelen ook alles opruimen. Als de kinderen opgeruimd hebben, gaan wij altijd na of de hoeken wel in orde zijn. Hier, in Suriname, vertrouwen ze de kinderen en gaan ze niet meer kijken in de hoeken, terwijl dit eigenlijk wel nodig is. Bepaalde hoeken waren niet goed opgeruimd. Ik had de neiging om de kasten en de hoeken allemaal netjes op te ruimen tijdens mijn stage. Ik wilde de kinderen stimuleren om mooi op te ruimen, maar dit mocht niet van de juf. Hier is geen controle nodig, want het is hun probleem als ze niet mooi opruimen. Dit was even schrikken, maar na een goed gesprek met de juf begreep ik het beter. In Suriname zijn ze meer gesteld op de zelfstandigheid van de kinderen. Ze moeten alles alleen uitvoeren en moeten zoveel mogelijk individueel leren. Als wij ze sturen en zeggen wat van hen verwacht wordt, zullen ze de andere dagen wachten tot we ze opnieuw sturen.













Ik kan hier wel zeggen dat mijn eigen conflicthantering wat aan de zwakke kant is. Ik durf niet meteen een conflict te voeren en wacht liever af. Ik durf wel vragen stellen en ik heb een eigen mening, maar ik zal mijn standpunt niet doordrijven. Dit conflict zag ik eerder als een leerkans. Ik wilde aan de hand van vragen meer te weten komen. Ik wilde weten waarom de juf zo dacht.


Tijdens de stages in België ben ik een persoon die alles noteert. Nadien schrijf ik alles nog eens over zodat het overzichtelijk en duidelijk is. De eerste week deed ik dit hier ook, met het gevolg dat ik elke avond tot laat bezig was om alles over te schrijven. Ik had heel wat stress, omdat ik mezelf extra werk gaf. Tijdens de les gaf de juf mij een aantal dingen in handen, waardoor ik niet meer overzichtelijk kon schrijven. Na de lessen had ik de neiging om alles opnieuw over te schrijven. Helaas kon ik dit niet blijven volhouden. Ik moest op zoek gaan naar een nieuwe manier van werken, zodat het voor mij allemaal haalbaar bleef. Ik deed mijn mooi schrift mee naar de les om alles meteen te noteren. Vooraf had ik wel goed nagedacht over de structuur en de opbouw in het schrift. Axelle en ik hadden enkele afspraken gemaakt, zodat ik de activiteiten vlot kon invullen. Op die manier kreeg ik een goed beeld van de les. Mijn medestudenten maakten ook de opmerking dat ik er te veel tijd instak. Gelukkig zijn zij er om mij af en toe eens met mijn voeten op de grond te houden.


Maandag geef ik mijn eerste activiteit in de klas. Ik wilde heel veel knutselen, zoals ik voor mijn stages in België deed. Hier is dit niet mogelijk, omdat ik het materiaal niet bezit en omdat de school dit ook niet wenst. De juffen willen vooral dat we hun idee overnemen en dat we van hen leren. Het is heel belangrijk dat we deze regels respecteren en er rekening mee houden. Ik moet me soms de volgende vragen stellen: “Kunnen de juffen dit ook realiseren, als ik weg ben?”, “Hebben ze het nodige materiaal om zoiets te doen?”, …


Ik moet hun manier van werken respecteren. Natuurlijk kan ik enkele ideetjes geven, maar ik denk dat dit gemakkelijker zal gaan als we elkaar beter kennen.

Wordt vervolgd…


zaterdag 13 februari 2016

Eerste schooldag in Suriname.

Op woensdag 10 februari 2016 was onze eerste schooldag. Op die dag maakten we vooral kennis met de directeur. Wij zijn de eerste stagiairs in de school, dus het was eventjes wennen, zowel voor ons als voor hen. We werden met open armen ontvangen door de directeur, de leerkrachten en zelfs door de tuinman. Ook de kinderen waren zeer enthousiast. Sommige kinderen waren wat verlegen en keken ons met open ogen aan. Andere kinderen begonnen meteen te fluisteren tegen hun vriendjes. We vernamen hoe de school in elkaar zat. We kwamen te weten dat de school bestaat uit twee kleuterklassen en zes leerjaren. Eigenlijk spreken ze hier niet van leerjaren, maar van groepen. Je hebt de eerste groep, tweede groep … Ze tellen daar gewoon verder na het kleuter en ze stoppen niet zoals bij ons. De school start elke ochtend om 8 uur en stopt om 12 uur, waarbij er een pauze voorzien is voor de kleuters van 9u30 tot 10u.

Op donderdag moesten we om 7 uur in het centrum staan. Daar wachtte de juf ons op. We gingen samen om onze buskaart. Wanneer we klaar waren, gingen we een andere bus nemen. Helaas was die bus van de leerkrachten al vertrokken. Dit was héél lang rijden… Toen we aankwamen, was de directeur niet aanwezig. Gelukkig werden we begeleid door een kleuterjuf. We startten in de kleuterklas met vijfjarigen en daarna maakten we kennis met de vierjarigen.


We merkten meteen een groot verschil. Tijdens de pauze bleven de kinderen in de klas en zaten ze aan de tafels. Ze gingen niet buiten spelen. Tijdens de les zelf zitten de kleuters ook aan de tafels en gebeurt er niets op een speelse manier. In de klas zijn er drie tafels waarrond de kinderen werken. Boven elke tafel hangt een symbool en op die manier kennen de kleuters hun eigen symbool.

Opeens begon de juf te zingen en maakte een eigen kring in haar klas. Alle kleuters moesten hun stoel meenemen en een kring vormen. De kleuters mochten zelf kiezen welk liedje ze wilden zingen. Om beurt begonnen ze een liedje te zingen en daarna gingen ze over naar het themalied. De kleuters zongen een uur aan een stuk. Opvallend was dat het lied bestond uit twee delen, namelijk het eerste deel in het Nederlands en het tweede deel in het Hindoestaans. Eerst zong de juf het liedje, waarschijnlijk wel 10 keer na elkaar, samen met de kleuters. Nadien schakelde ze over naar de bewegingen. De bewegingen kon je vergelijken met bodysounds, maar dan enkel klappen in de handen. Daarna selecteerde de juf drie kleuters om een muziekinstrument te halen. De kleuters stonden naast de juf en speelden op hun muziekinstrument. Dit moest wel op het juiste ritme gebeuren. Nadien zongen de kleuters in twee groepen. De ene helft in het Nederlands en de andere helft in het Hindoestaans. Uiteindelijk mochten twee kleuters het lied nog eens vooraan zingen. Na het zangmoment, gingen de kleuters terug op hun plaats zitten. Dit gebeurde niet allemaal samen en de juf gebruikte de symbolen die boven de tafels hingen. Ik vond het leuk dat ze twee talen door elkaar gebruiken. Zo leren de kinderen ook verschillende talen in de klas. Het was wel wat langdradig en de kinderen mochten minder zelf doen. Het bespelen met de instrumenten was ook tekort. Er kregen maar drie kinderen een muziekinstrument en daar stopte het bij. Het was zielig dat niet alle kleuters een instrument konden bespelen. 



Na het zingen, begon er een soort vrij kleuterinitiatief (VKI). De juf had een opdracht per tafel. De ene tafel moest werken aan het boek: ‘Spelen zonder klanken’. De andere tafel deed een soort VKI. Daarbij koos de juf de plaats waar de kleuters mochten spelen. Ze duidde de kleuters aan, bijvoorbeeld: ‘Jij speelt in de bouwhoek, …’ Op de derde tafel mochten de kleuters schrijven. Elke kleuter heeft zijn eigen boekje en mocht een schrijfpatroon maken. De juf toonde het voor aan het bord en de kleuters werkten rustig. De kleuters moesten in drie groepen werken, omdat de juf dan de kleuters die schreven beter kon begeleiden.

Tijdens het laatste uur mochten we naar de andere klas, de klas van de vierjarigen. Toen ik daar binnenkwam, merkte ik het verschil. Deze klas was veel rustiger en stiller. Ze speelden aan de tafels die gevuld waren met blokken (bouwhoek), insteekparels, puzzels, boeken (leeshoek), knuffels (poppenhoek), knutselgerei, dominoblokken … De kleuters hebben eigenlijk wel hoeken, maar die mag je zeker niet vergelijken met onze hoeken. In hun hoeken ligt heel wat minder materiaal. Bijvoorbeeld in de poppenhoek liggen enkel knuffels, schopjes en handtassen. Opmerkelijk is dat de kleuters op stoelen zitten om te spelen. Enkel in de bouwhoek zitten de kleuters op de grond.





De klok gaf zeer snel aan dat het 12 uur was en dat onze voormiddag erop zat. Onze eerste indruk van de school was vooral positief. Ik was aangenaam verrast over het materiaal die ze bezitten. Er is wel een groot verschil in de manier van werken. Ik hoop en denk dat er een goede samenwerking zal zijn. Wij kunnen heel wat bijleren van de juf en omgekeerd. De juffen zagen het zeker zitten en stelden al veel vragen over onze manier van werken.

Op deze manier heb ik vooral aandacht gericht bij de internationale competenties. Vooral De competentie: 'Culturele flexibiliteit' kwam van toepassing. Ik moest me zeker aanpassen aan de communicatiestijl, de organisatie, de soorten lessen ... De leerkrachten willen vooral dat we aandacht vestigen aan hun Nederlands en voldoende articuleren. Ook is het van belang om rekening te houden met hun Sranantongo. Sommige woorden zijn anders verwoordt, maar betekenen hetzelfde. De culturele veerkracht was ook van belang in de eerste week. Het is van groot belang om een goede communicatie te hebben met alle leerkrachten en het schoolhoofd. Ik probeer ook om op een constructieve wijze om te gaan met de leerkrachten. Ik probeer rekening te houden met hun standpunt om zo de situatie te relativeren.

Dit waren mijn eerste twee dagen in de kleuterklas in Suriname. Op naar de volgende …