Het echte werk in Suriname
Op zaterdag 20 februari 2016 zijn we dolfijnen gaan spotten.
Klokslag 12 uur stonden we klaar om op uitstap te gaan met de boot. We zagen
heel wat dolfijnen en belandden op een bewoond eiland. Het was een eiland
midden in de zee, waarop enkele hele kleine huisjes stonden. Dit was even
schrikken, want er woonden ook mensen. Op het eerste zicht leek het
verschrikkelijk voor hen, maar we zagen dat de mensen zich heel goed
amuseerden. Ze hebben een vissersboot en voorzien in hun eigen eten door te
vissen. Ik was er wel even niet goed van.
We konden even afkoelen in het water om daarna terug te
reizen met de boot naar Nieuw Amsterdam. Kleine dolfijnen maakten de tocht
extra plezierig door kunstjes te maken voor onze boot. Toen we in Nieuw
Amsterdam aankwamen, mochten we een uurtje wandelen. Daarna keerden we terug
naar ons appartement.
Tijdens deze uitstap ontdekten we de mooie natuur en een
aantal dieren van Suriname. Hierbij stonden we ook stil bij de mentaliteit van
de mensen. Hier is alles heel rustig en hebben we veel tijd. Ons haasten is
hier niet van toepassing.
Gelukkig waren mijn batterijen weer opgeladen om aan het
echte werk te beginnen.
Ik gaf mijn eerste lesje in de kleuterklas op maandag 22
februari 2016. Het is misschien wat raar om te spreken van een les bij
kleuters, maar hier in Suriname is dat normaal. Een lesje kun je hier eigenlijk
vergelijken met een les in het lager onderwijs. De kleuters moeten op hun stoel
blijven zitten, terwijl de juf, staand of zittend, les geeft vooraan. De
activiteiten die de juf op maandag geeft, zijn: leergesprek, versje, muzische
vorming, werken, kleutergym, arbeid naar keuze en vertellen. Tijdens alle
activiteiten moeten de kinderen blijven zitten. Hoe ze zitten, hangt af van de
les. Soms draaien ze hun stoel naar het bord of naar de juf, soms zitten ze in
een kring, …
‘Kleutergymen’ is een uitzondering, want dit gebeurt meestal
buiten. Vandaag regende het de volledige dag, waardoor het kleutergymen niet
doorging. In België hebben wij een turnzaal waar onze turnlessen doorgaan. In
mijn schooltje bezitten ze geen turnzaal en worden deze lessen buiten gegeven.
Er is geen alternatief bij slecht weer.
Mijn eerste les was een leergesprek, waarin ik geconfronteerd
werd met de gesproken taal. In Suriname spreken ze Sranantongo. Ze zeggen wel
dat de mensen in Suriname Nederlands spreken, maar sommige woorden zijn
helemaal anders of hebben een andere betekenis dan bij ons. Bijvoorbeeld
tijdens de les sprak ik van ‘een prent’, terwijl het hier ‘een plaatje’ moet
worden. Toen ik het woord ‘prent’ zei, keken de kinderen me met grote ogen aan.
Gelukkig wist de juf me te vertellen dat ik het woordje ‘plaat’ moest
gebruiken, want van het woord ‘prent’ hadden ze nog nooit gehoord. Hier werd ik
geconfronteerd om de juiste taal te hanteren. Toen ik vragen stelde, wat de
bedoeling was van deze les, was het niet eenvoudig om de kinderen allemaal te
begrijpen. Sommige kinderen praten stil of in een andere taal, namelijk het
Hindoesstaans of het Sranantongo. Ik kon wel een paar woorden begrijpen, maar
toch was het moeilijk en zeker als de kleuters heel snel en stil praten.
Enkele woorden in het Sranantongo:
- fa? (informeel) fa wakka? (formeel): hoe gaat het?
- a’e go , –, mi de , , , (lett.: ik ben er) - het gaat goed
- –, ala dya , , (lett.: alles is hier) - het gaat goed
- hoe heet u/je?, –, fa yu nen de?
- ik heet…, – , mi na…
- de groeten doen, –, bar odi, tak odi
- geef me een knuffel, – gi’m wan brasa
- goedemorgen, –, gu morgu goedenavond, –, gu neti
- tot ziens, –, mo syi (lett.: ik , , zie je)
- ik ga weg, –, mo gwe
Het lesgeven is anders dan in België, want er is een andere
opbouw. Tijdens de les moet je vooraf vermelden welk lesdoel je hebt. Ik moest
bijvoorbeeld tijdens mijn les zeggen: “Jongens en meisjes, vandaag zullen we
een gezellige babbel slaan over het huis.”. Daarna moeten de kleuters, per
tafel, hun stoel draaien naar het bord. Dan kunnen we van start gaan en dit
doen we met duidelijke afspraken. Ik maakte met de kleuters dezelfde afspraken
zoals die van de juf.
Dit waren de afspraken:
- Je luistert als ik iets vertel.
- Je stopt je vinger in de lucht als je iets wil vertellen.
- Je krijgt enkel ‘een beurt’ als je goed meewerkt in de les.
Wat bedoel ik nu met ‘een beurt’? Dit is een bepaalde kans
dat de kleuter krijgt om te tonen dat hij/zij iets alleen kan doen zonder de
hulp van de juf. De kleuters streven natuurlijk ook naar een beurt, om na te
gaan of ze een beloning krijgen.
Daarna kon ik beginnen met mijn sfeerschepping. In Suriname
is dit enkel eens bewegen met het materiaal dat past binnen die les. Ik toonde
niet alleen het voorwerp, maar ik probeerde een bepaalde insteek te doen in
mijn les. Ik verkleedde me als schilder, nam een verfborstel en een verfpot en
ik begon de muren te schilderen. Terwijl ik dit deed, maakte ik bepaalde
opmerkingen zoals: ‘ik zie heel graag rood’. Daarna verfde ik de ene muur in
het rood en de andere muur in het oranje. Toen ik een tijdje aan het schilderen
was, keek ik naar het resultaat en zei ik dat mijn kamer nu heel mooi
geschilderd was. Vervolgens ging ik over naar de praatplaat.
Tijdens mijn inleiding hield de juf me in het oog. Ze ging
niet akkoord met mijn inleiding en dit vermeldde ze ook nadien. Het was de
bedoeling dat de kleuters in de inleiding kennis maakten met de woorden die aan
bod moesten komen in die les. Op dat moment ervaarde ik een conflict. Ik denk
persoonlijk dat je meer kan bereiken door creatief te werken. Toen de juf me
zei dat ik het strak moest houden tijdens de inleiding, ging ik niet in
discussie met haar. Ik probeerde begrip te tonen voor haar mening en zag dit
als een leerkans. In België zou ik dit niet kunnen gebruiken, want onze
kleuters verschillen te sterk met de kleuters in Suriname. Ik vermijd meestal
conflicten met anderen en ik zal mijn eigen mening niet uiten. Misschien moet
ik daarvoor de juf iets beter kennen…
Uiteindelijk kwam ik tot de kern van mijn lesje. Tijdens
deze activiteit moest ik me aan drie vragen houden. Deze vragen moesten in
volgorde gesteld worden. Hieronder kan je een voorbeeld lezen van de kern van
mijn les.
1)
Waarnemingsvragen
o
‘Wat zie je op de plaat?’
o
‘Welke vorm heeft een muur?’
o
‘Welke kleur heeft de kamermuur?’
o
‘Is de muur hoog of laag?’
·
Trap 1: Benoeming: “Dit is de muur.”
o
‘Welke vorm heeft een matras?’
o
‘Welke kleur heeft het bed?’
o
‘Hoeveel poten heeft een bed?’
o
‘Is het bed hoog of laag?’
·
Trap 1: Benoeming: “Dit is de muur.”
2)
Denkvragen
o
‘Waarmee wordt de muur gemaakt?’
o
‘Waarom gaat de muur niet snel stuk?’
o
‘Hoe is een muur gemaakt?’
o
‘Waarom moeten we de muur een kleurtje geven?’
·
Trap 2: Herkenning: ‘Wijs me de muur aan.’
o
‘Waarvan wordt het bed gemaakt?’
o
‘Waarom gaat het bed niet snel stuk?’
o
‘Hoe is een bed gemaakt?’
o
‘Waarom ligt er een deken en kussen in het bed?’
·
Trap 2: Herkenning: ‘Wijs me het bed aan.’
3)
Algemene vragen
o
‘Waarom hebben niet alleen de slaapkamers een
muur?’
o
‘Welke ruimtes hebben ook een muur?’
o
‘Welke ruimtes hebben ook een bed?’
o
‘Waarom zijn de ruimtes ingedeeld?’
·
Trap 3: Herinnering: ‘Wat is dit?’
Natuurlijk is dit een kleine schets van hoe ze hier hun
voorbereiding maken. Ze noemen dit hier de lesfasering. Tijdens deze
lesfasering zie je de drie trappen van Montessori, die in deze volgorde
opgevraagd worden aan de kinderen. Bij deze drie trappen krijgen de leerlingen
‘een beurt’. Op het einde vertelde de juf dat ik me goed voorbereid had, maar
dat ik alles gesplitst moest houden. Ze bedoelde dat ik moest werken zoals
hierboven. Ik mag niet eerst de drie soorten vragen per woord doorlopen, maar
ik moet dit met twee woorden per vraag doen. Ik moet starten bij de
waarnemingsvragen van het bed en de muur om nadien de rest van de vragen te
behandelen. Dit zorgde even voor verwarring bij mij, maar ik begreep het
standpunt van de juf. Het is natuurlijk niet eenvoudig voor de kleuters om met
een nieuwe opbouw kennis te maken in hun activiteiten.
Ik moest de activiteit afsluiten door ‘beurten’ te geven aan
de kinderen, wat voor mij een bizar einde was. Het leek alsof ik van de hak op
de tak moest afsluiten, zonder meer. Daarna begon de juf met de les. Ik kreeg
van beide juffen feedback, terwijl de kleuters moesten wachten. Beide juffen
hadden een verschillende feedback voor mij. De ene juf vond het leuk om kennis
te maken met een introductie zoals in België. De andere juf vond deze inleiding
overbodig. Het was moeilijk om op deze feedback te reageren, want ik aanvaard
alle feedback en zie het als een leermoment. Tijdens de feedback heb ik enkel
maar geknikt en niet echt mijn mening gegeven. De culturele communicatieve
competentie kende ik wel, maar ik kon het niet echt toepassen in deze les.
Eigenlijk moest ik aan de juffen zeggen dat we het in België op die manier
moeten doen. Ik moest hen vertellen hoe het in elkaar zat en hoe ik me erbij
voelde. Ik mocht het niet opkroppen tot de dag afgelopen was. Het is belangrijk
om in conflict te treden. Ik denk dat het eerder de bedoeling is om een
tussenweg te vinden, want ik merk dat de juffen hun eigen manier ook de beste
manier vinden. Ze vinden dat wij daar zijn om van hen te leren en niet
omgekeerd. Je kan dus merken dat het niet simpel is om een gesprek te voeren of
mijn mening te uiten.
Zo, dit was mijn eerste les en het verliep eigenlijk van een
leien dakje. Nu moet ik enkel nog wat meer durven bespreken zodat ik eens mijn
manier kan tonen. Misschien kan ik met de juffen een tussenweg vinden. Op die
manier kan het zowel voor mij als voor de juffen aangenaam worden.
Een beetje geschiedenis
Op donderdag 25 februari 2016 hadden we geen school. Het was
‘dag van de revolutie’ en iedereen was thuis. De juffen hadden dit de vorige
dag kort uitgelegd aan de kinderen. Op 25 februari 1980 was er een staatsgreep in
Suriname onder leiding van Desi Bouterse. Ze waren niet tevreden over de manier
van werken van de regering. Er zou geen goede omgang geweest zijn in de
geldzaken. De staatsgreep werd op deze donderdag herdacht. Op die dag konden we
terecht op het Revolutieplein voor meer uitleg over deze gebeurtenis. (ICOM
3.1.: Internationaal oriënteren)